Op mijn achttiende kreeg ik een ongeluk. Ik brak een wervel in m’n nek. Een dwarslaesie als gevolg. Dat betekende dat ik niet meer kon lopen en een rolstoel nodig had om me te kunnen verplaatsen. De WMO bestond nog helemaal niet. Wel de AAW, de Algemene Arbeidsongeschiktheids Wet. Een landelijke wet die voorzieningen regelde voor mensen met een beperking. Alles was keurig geregeld in ‘klassen en protocollen’. Gelet op mijn beperking had ik destijds recht op een elektrische rolstoel en een duwrolstoel. In die ‘klasse’ viel ik. De elektrische rolstoel kostte 40.000 gulden en de duwrolstoel 5.000 (we leven nog in het guldentijdperk). Samen 45.000 gulden dus. Geen moeilijke rekensom. Maar ik vond mijzelf veel te sportief om in een elektrische rolstoel te gaan zitten.
Ik had dan ook zelf een andere rolstoel uitgezocht die ik zelf kon voortbewegen. Een sportrolstoel. Van 6.000 gulden. Ik heb hemel-en-aarde moeten bewegen om uiteindelijk die betere en flink goedkopere voorziening te krijgen. De protocollenterreur stond in de weg. Iedereen kent dit soort voorbeelden. Het is het gevolg van onze neiging dat alles voor iedereen hetzelfde geregeld moet worden. Dat klinkt mooi. Maar het resultaat is een oneindige hoeveelheid voorschriften die vanuit Den Haag bedacht worden en over het land worden uitgestort. Om alle situaties te beschrijven en te ordenen. En dan is het dus nog maar de vraag of je in de juiste ‘klasse’ valt. Of zorgzwaartepakket. Of indicatie. Als je pech hebt níet dus. Maar het is wel voor iedereen ‘gelijk’ geregeld. Geen rechtsongelijkheid. Dat moet anders kunnen. Meer ruimte voor het feit dat mensen verschillen. Meer ruimte voor maatwerk.
Er zijn meer redenen om de zorg te veranderen. Zorgveranderingen zijn immers ook om financiële redenen nodig. Over een paar jaar is het aantal ouderen dat zorg nodig heeft flink gestegen en is het aantal jongeren dat zorgpremie betaalt verhoudingsgewijs een stuk lager dan nu. Wegkijken en niks doen is onverantwoord: dat is pas afbraak van de zorg, zowel voor huidige als latere generaties. Mensen met de laagste inkomens en de meest kwetsbaren worden de dupe als we het zorgsysteem in de soep laten lopen. Nederland is en blijft ook het land – van alle landen ter wereld – dat verhoudingsgewijs het meeste geld uitgeeft aan zorg voor ouderen en gehandicapten.
Het is bovendien bijzonder dat we instituties zoals zorgverzekeraars, sociale diensten, woningcoöperaties en zorgaanbieders zijn gaan zien als de ‘vijand’. Ooit zijn ze opgericht om onze ‘bondgenoot’ te zijn en ons te helpen als het tegen zit. Maar we zijn de binding ermee kwijtgeraakt. Van wie ís de publieke sector bovendien eigenlijk? We zijn in de stand van premiebetaler en klant geduwd. De publieke sector als collectief stelsel om ons tegen pech en tegenslag te wapenen zijn we kwijtgeraakt. Het heeft het gevoel nodig van mede-eigenaarschap en mede-verantwoordelijkheid. Als ontwerpers van de publieke sector dienen we als sociaal-democraten de publieke sector te heroveren op marktdenkers, managers, boekhouders en accountants, en ons eigen ‘klant-gedrag’ – en terug te geven aan de gemeenschap.
Klik hier voor mijn volledige artikel voor de politieke ledenraad Artikel politieke ledenraad zorghervormingen